God redt echter de vertrapten, door ellende, tegenspoed opent Hij hun de ogen. Ook jou lokte Hij weg van het gevaar dat je benauwde, naar een plaats waar je vrij kon ademhalen en je tafel met vette spijzen overladen was. Maar jij denkt slechts aan de veroordeling van goddelozen, al ontkom je zelf evenmin aan een geding en vonnis. Pas op:
laat je woede je niet meeslepen, vertrouw niet op het losgeld dat je kunt betalen. Zouden je rijkdommen je vrijwaren van ellende? Al je krachtsinspanningen en al je goud? Verlang niet naar de nacht die volken plotseling wegsleurt van hun plaats. Hoed je voor een toevlucht tot het kwaad, verkies dat niet, maar draag je ongeluk.
Hoe verheven is God in Zijn macht! Is er een tweede die leert zoals Hij? Wie kan Hem zijn weg voorschrijven, wie zal zeggen:
“U hebt kwaad gedaan”? Bedenk dat je Zijn werk moet prijzen, dat immers door de mensen wordt bezongen, door iedereen bewonderd wordt, door iedereen van ver aanschouwd. Zie hoe groot God is, buiten elk begrip, het getal van Zijn jaren is ontelbaar. Hij schept de waterdruppels op en zeeft de regen door Zijn nevels, dan daalt deze uit de wolken neer, daalt neer op alle mensen. Wie kan de uitgestrektheid van de wolken peilen, het donderen dat uit Zijn tent komt? De hemel laat Hij baden in Zijn licht en Hij legt het diepste van de zeeën bloot. Zo oordeelt Hij over de volken, zo geeft Hij de mensen voedsel in overvloed. In beide handen neemt Hij schichten die Hij op hun doelwit richt. Donderslagen kondigen Zijn komst aan, en ook het vee voelt dat het onweer nadert.